Verhaal
Verhaal
Seizoener Herfst 2008
Uil is gewond
Eekhoorn zit diep verscholen in zijn hol in de boom. Hij wordt flink door elkaar geschud. Een woeste herfststorm laat takken en bladeren wild in het rond vliegen. Geen dier het bos die het waagt zich te vertonen.
Tjonge, wat waait het hard zeg, als dat maar goed gaat, dacht Eekhoorn. Hij was een beetje misselijk en hoopte dat zijn boom het niet zou begeven.
Plotseling klonk er een enorm gekraak. Eekhoorn kon het niet laten om te kijken. Hij stak zijn kop naar buiten en zag nog net hoe in een wolk van rondvliegende bladeren Uil voorbij tuimelde. De tak waar hij altijd op zat te slapen, was afgebroken. Een eindje verder kwam Uil met een smak op de grond terecht.
“Au!” riep Uil. Hij probeerde overeind te komen.
Eekhoorn kwam meteen aangesneld en hielp Uil op te staan.
“Dit is de ergste storm sinds jaren”, riep hij.
“En ik had nog wel zo’n mooie droom”, jammerde Uil. Hij streek zijn veren glad.
“Au!” riep hij weer, “mijn vleugel doet pijn!”
“We moeten schuilen, kom!” riep Eekhoorn, “dan ga ik hulp zoeken.”
Samen strompelden ze naar een grote boom. Tussen de machtige wortels vonden ze voldoende beschutting om op adem te komen.
“Wil je Kruidenmannetje halen?” vroeg Uil.
Nauwelijks had hij dat gezegd of Eekhoorn was al verdwenen.
Muis zag Eekhoorn voorbij rennen en waagde zich naar buiten.
“Wat is er gebeurd?” vroeg Muis.
“Uil is gewond. Hij schuilt bij de Dikke Beuk. We moeten helpen!” riep Eekhoorn en hij rende verder. Muis ging meteen Mol waarschuwen.
Kruidenmannetje deed snel open toen Eekhoorn op zijn deurtje bonsde.
“Wat is er aan de hand?” vroeg hij verschrikt.
“Uil is gewond”, hijgde Eekhoorn.
“Ik ga meteen met je mee”, zei Kruidenmannetje en hij pakte zijn tas met spulletjes.
Toen ze bij Uil aan kwamen, zagen ze Mol en Muis over Uil heen gebogen staan.
“Zijn vleugel is gebroken”, riep Muis.
“Hij kan nooit meer vliegen”, zei Mol.
“Opzij jullie, laat mij eens kijken”, zei Kruidenmannetje.
De dieren gingen aan de kant. Uil zat met een vertrokken gezicht en streek over zijn vleugel.
“Is het erg?” vroeg Eekhoorn
“Zo te zien alleen maar gekneusd”, zei Kruidenmannetje na een poosje.
“Dat valt mee”, zei Mol.
“Ja, gelukkig maar”, zei Muis.
“Dan zal het wel gauw overgaan”, zei Eekhoorn.
“Hij moet zolang maar in mijn huisje komen wonen”, zei Kruidenmannetje.
Met zijn allen hielpen ze Uil naar het huisje van Kruidenmannetje. Muis en Mol zorgden ervoor dat ze niet over slingerende takken struikelden. Eekhoorn en Kruidenmannetje ondersteunden Uil bij het lopen. Eenmaal in het huisje werd hij in een gemakkelijke stoel gehesen. Kruidenmannetje had een zalfje en een drankje voor Uil.
“Daar zul je van opknappen”, zei hij.
Uil nam een slokje en trok een vies gezicht, maar hij zei niets.
Allen kregen iets warms te drinken.
De storm raasde nog een paar dagen voort, toen ging zij liggen. Een weldadige rust kwam over het bos. Met Uil was het al stukken beter. Alle dieren hadden hem wat lekkers gebracht. Muis had allemaal paddestoelen meegenomen, maar die lustte Uil niet. Mol kwam met een paar wormen, daar was Uil dol op.
“Morgen mag je weer naar huis”, zei Kruidenmannetje.
“Ik heb al een nieuwe tak voor je uitgezocht”, zei Eekhoorn.
Uil beloofde de bosvriendjes die laatste avond voor te lezen uit het grote boek.
“Omdat jullie mijn beste vrienden zijn”, zei hij.
En de gezelligheid duurde voort tot diep in de nacht.
Auteur Kasper heineke
Illustratie Cato Willemsen
(Verschenen in Seizoener Tiel, herfst 2007)
Illustratie Cato Wiilemsen, bewerking Kasper Heineke, september 2007